Erosie

De Maas is een regenrivier: dus sterke afvoer en stroming in de winter en lage(re) waterstanden in de zomer. In een meanderende (kronkelende) rivier ontstaan steeds grotere bochten (kronkels) totdat de bochten worden doorbroken en de rivier weer een rechte(re) lijn volgt.

De rivier vervoert water en vast materiaal. De energie van het water wordt ook gebruikt voor het transport van de in het water voorkomende vaste delen zoals rolstenen, schuifstenen, zand en slib. Dit puin vormt het schuurmiddel waarmee de rivierbedding wordt uitgeschuurd.

Oorsprong materialen: in de bovenloop van de rivier door verticale erosie (o.a. door de zwaartekracht); in de middenloop in de bochten voornamelijk door zijdelingse erosie en accumulatie van puin; in de benedenloop door sedimentatie (bezinken van kleiner materiaal zoals zand en leem, waardoor de zandbanken ontstaan.

De zich ophopende sedimenten vormen kenmerken die identificatie van het milieu mogelijk maken en dus ook van het soort gesteente dat in het gebied van herkomst wordt gevonden.

Het meeste zand wordt afgezet in water (zee) of door windwerking in droge gebieden (woestijnen). Goed afgeronde (Maas)keien duiden op een lange transportweg (in rivierwater) of sterke invloed van wind. Grote, rechthoekige Maasstenen zijn telkens schuivend verplaatst door ijsschotsen in de rivier. In de bergen (hoogteverschil) en snelstromende rivieren blijven alleen de grootste stenen liggen, bij langzamer stromende rivieren blijven de middelgrote stenen liggen, bij traag stromende rivieren blijven kleine stenen en zand liggen en bij stilstaand water (o.a. overstromingen) ook kleine leemdelen.

Erosie ontstaat door de weersinvloeden zoals zon, wind, regen, vorst, water, bewegend ijs enz.:

1 Door FYSISCHE EN CHEMISCHE KRACHTEN, bijvoorbeeld circulerend water, worden zelfs de fraaiste gesteenten afgebroken tot puin. Het puin in de bergen wordt afgevoerd door de zwaartekracht en ijs, vooral ook door wind en water en wordt afgezet in rivieren, meren en in de zee. Zo ontstaan de Sedimenten.

2 Door NEERSLAAN (INDAMPEN) in meren en de zee van materiaal opgelost in water (geen vaste deeltjes), vooral in droge gebieden.

3 Door OPEENHOPING van de skeletten en resten van dieren (schelpen, koralen) waardoor bijvoorbeeld kalkstenen (krijt) zijn ontstaan en nog steeds ontstaan.

Tekst: Johan Stoffer – Eijsden