Geologie

De aarde bestaat ca. 4,6 miljard jaar, maar vanaf de laatste ca. 570 miljoen jaar is er een grote rijkdom aan planten en dieren ontstaan. In de evolutieketen is pas ca. 5 miljoen jaar geleden de mens ontstaan. In de aardhistorie als tijdschaal/klok van 24 uur is slechts de laatste 1/10 seconde de duur van onze menselijke beschaving.

De gesteenten van de aarde vertellen dus een verhaal over het verleden van onze planeet. 

Onze aarde en maan zijn opgebouwd uit gesteenten. Gesteenten zijn de vaste materialen van de bergen, maar ook het losse grind en zand van stranden en woestijnen. Gesteenten zijn opgebouwd uit de conglomeraat van mineralen. De mineralen groeien in een vaste omgeving en onder grote druk. Hierdoor ontstaan typische texturen en structuren.

Door studie van de gesteenten-geschiedenis is veel geleerd over het klimaat, de verdeling van land en zee in vroegere tijden en over de samenstelling van het binnenste van onze planeet.

Continenten verplaatsen zich en schuiven over elkaar heen, ook nu nog. De in Nederland aanwezige Kalksteen (Krijt) is 65-135 miljoen jaar geleden ontstaan in een tropische zeebodem door skeletten van organismen: koraalriffen, algenkolonies, bodembewoners, zwevende en zwemmende dieren. Nederland lag toen op de plek van het huidige Spanje. 

De geschiedenis kan bijna 3800 miljoen jaar in de tijd terug gevolgd worden op basis van de oudste gesteenten. In principe zijn de onderste gesteentelagen de oudste. Dit geldt ook voor de mineralen en fossielen die in gesteentelagen worden gevonden. De fossiele resten van levende organismen (en stuifmeelkorrels) kunnen worden gebruikt voor het dateren van de gesteenten, maar zijn ook de stille getuigen van het toentertijd bestaande milieu (klimaat).

De opheffing van de Ardennen had diepe insnijding van de Maas tot gevolg, waardoor geweldige hoeveelheden gesteentepuin naar het Noorden werden getransporteerd. De loop van de rivieren wordt in sterke mate beïnvloed door de geologische structuur, bouw en bodembewegingen van de aardkorst. In de Ardennen vormden de zijrivieren van de Maas een vergroot stroomgebied en door diepe insnijdingen van deze rivieren in de opgeheven Ardennen ontstond een sterke erosie, met de belangrijkste leverancier van de Maasgesteenten.

Gesteenten worden verdeeld in 3 hoofdgroepen:

1 STOLLINGSGESTEENTEN: ontstaan door het vast worden van gesmolten materiaal (magma) uit de diepte en door vulkanische krachten. Voorbeelden zijn basalt en graniet. De mineralen hierin zijn gegroeid in de Magma. De steensoort wordt bepaald door: de samengestelde mineralen, korrelgrootte, kleur, textuur en structuur welke samen met magma uitgestrekte gebergteketens hebben geformeerd. Door hoge temperaturen worden gesteenten hervormd door rekristalliseren. Ook de hete magma, met temperaturen van 700-1100 graden Celsius kan de aangrenzende gesteenten rekristalliseren. In beide gevallen ontstaat een grote verscheidenheid in gesteenten.

2 METAMORFE GESTEENTEN: worden gevormd door de omzetting van stollingsgesteenten en sedimenten en wel door meestal sterke verhoging van temperatuur en druk. Door enorme drukkrachten ontstaan in de aardkorst ook breuken en worden gesteentepakketten omgebogen tot plooien, zelfs tot verticaal toe.

3 SEDIMENTEN: zijn het resultaat van de afbraak van de gesteenten en opeenhoping (accumulatie) van het afbraakpuin aan de oppervlakte van de aarde en door verwering en erosie door weersinvloeden. Conglomeraten zijn samengesteld uit (afgerond) grind met een korrelige grondmassa (natuurlijk cement). Sedimenten ontstaan ook in zee door opeenhoping van dierlijke resten, zoals de kalksteen (bijvoorbeeld Limburgse “mergel”).

Tekst: Johan Stoffer – Eijsden